1 van de 50 verhalen is uit het boek
Nu of Ooit van Arend van Dam.
Dat deze verhalen gebaseerd zijn op de rechten van het kind. Een van die rechten is om op te groeien in een gezin, in een liefde volle omgeving.
Verhaal Nr. 22. Adoptie
Echte zussen
‘Weet je wat ik vervelend vind?’ zegt Vanshita terwijl ze naar een opstijgend vliegtuig kijkt.
‘Nou?’ vraagt Treja.
‘Als kinderen eerst naar mama wijzen en dan aan ons vragen: “Is dat je echte moeder.”’
Treja knikt. ‘Ja, dat is niet leuk. Maar weet je wat ik nog vervelender vind?’
‘Nou?’
‘Als mensen naar ons kijken en vragen: “Zijn jullie echte zusjes?”’
‘Rare vraag,’ zegt Vanshita. ‘Zijn er dan ook onechte zussen?’ Dan wijst ze naar buiten, waar allerlei vliegtuigen klaarstaan om te vertrekken en vraagt: ‘Zou dat ons vliegtuig zijn?’
‘Ja, dat zie je toch? Er staat India op, daar gaan we naartoe. Maar weet je wat ook helemaal niet leuk is?’
‘Nou?’
‘Als mensen vragen: “Hoe was het om in een kindertehuis te wonen?” Hoe kan ik dat nou weten? Ik was één toen papa en mama mij adopteerden. Weet jij nog hoe het was?’
Vanshita schudt haar hoofd. ‘Ik was twee. Ik weet er ook niets meer van. Weet je wat ik ook vervelend vind? Dat we zo lang moeten wachten.’
‘Waar blijven jullie nou, meiden?’ roept papa plotseling. ‘We gaan vertrekken.’
Als ze zijn ingestapt en het vliegtuig in beweging komt, pakt Vanshita Treja’s hand. ‘Ik vind het een beetje eng.’ Maar als ze met een enorme vaart de lucht in worden gezwiept, voelt het ineens heel prettig. Als ze uit het raampje kijkt, ziet ze alleen maar wolken. En boven de wolken schijnt de zon.
‘Zie je wel dat het helemaal niet eng is?’ zegt Treja.
Na urenlang vliegen landt het vliegtuig in Bombay, de grootste stad van India. Dit is het land waar Vanshita en Treja geboren zijn. Maar ze kennen hier niemand. Of toch wel? Voor de aankomsthal staat een meneer met een blauwe taxi hen op te wachten. Zodra hij hen ziet, komt hij op hen af en roept: ‘Vanshita, Treja, wat zijn jullie groot geworden! Ik ben Syed! Ik heb jullie jaren geleden naar het vliegveld gebracht. Wat ben ik blij dat jullie er zijn.’
De hele familie stapt bij Syed in de taxi. Dwars door het drukke verkeer rijden ze naar hun hotel. Vanshita kijkt naar de mensen langs de weg. Ze luistert naar de geluiden van de stad, naar het getoeter van de auto’s. Ze snuift de warme geuren op. Ze voelt de klamme hitte. Zweetdruppels glijden langs haar wangen naar beneden. En ze voelt zich thuis. Het lijkt wel alsof haar oren, haar neus en haar wangen een beter geheugen hebben dan haar hoofd. Zelfs Syed komt haar ineens heel bekend voor.
De volgende dag brengt Syed hen met zijn blauwe taxi naar het kindertehuis. Ze wandelen door de zalen met spelende, etende, slapende en huilende kinderen.
‘Hier hebben wij ook gewoond,’ fluistert Treja.
‘Ik vind die kinderen wel een beetje zielig,’ zegt Vanshita zacht. ‘Waren wij ook zo?’
‘Ik denk het wel,’ antwoordt Treja. ‘Wij hadden ook geen ouders die voor ons konden zorgen. Als een vrouw in India mama wordt zonder dat er een papa is, wordt ze verstoten. Dan komen die kinderen in een tehuis terecht.’
‘Net als wij,’ zegt Vanshita.
‘En als ze geluk hebben, worden ze geadopteerd door papa’s en mama’s die wel voor hen kunnen zorgen.’
‘Net als wij,’ zegt Vanshita weer.
Plotseling komt er een vrouw op hen af die hen met grote ogen aanstaart. ‘Kijk nu eens wie we daar hebben! Wat een mooie meiden! Zijn jullie het echt?’
Vanshita en Treja laten zich over hun haren strijken en in hun wangen knijpen.
‘Ik herinner me jullie nog heel goed. Ik ben Miss Sulu, de directrice van het kindertehuis.’
Vanshita herinnert zich niets. Toch klinkt de stem van Miss Sulu heel bekend en ze ruikt naar, ja, naar wat? Naar India.
Die middag brengt Syed hen naar het centrum van de stad. Het is tijd om te gaan shoppen. Vanshita en Treja willen allebei echte Indiase kleren passen. Papa maakt foto’s van de meisjes in hun blauw met witte en groen met gele Indiase zijden jurken en broeken.
‘Jullie kunnen zo meespelen in een film,’ zegt Syed. ‘Zal ik jullie naar Bollywood brengen? Waar alle Indiase films worden gemaakt?’
Buiten, op straat, kijkt Vanshita haar ogen uit. Overal mensen. Rijke mensen, maar nog veel meer arme mensen. En veel bedelende kinderen. Wat zou er zijn gebeurd als er geen mensen uit een ander land waren gekomen om haar te adopteren? Had ze dan ook op straat moeten bedelen om een beetje eten?
‘Vinden jullie het fijn hier?’ vraagt mama, die avond in het hotel.
‘Heel fijn,’ zegt Treja. ‘Ik vind India zo mooi! We gaan toch nog heel veel leuke dingen doen?’
Dan is Vanshita aan de beurt om iets te zeggen. ‘Ik vind het leuk hier, hoor,’ zegt ze zacht. ‘Het is ook heel bijzonder om gezien te hebben waar we zijn geboren. Maar eigenlijk wil ik wel weer naar ons eigen huis.’
Treja geeft haar een knuffel. ‘Ik ook, hoor,’ zegt ze zacht.
‘Misschien kan ik op school geld inzamelen voor de kinderen in het kindertehuis,’ bedenkt Vanshita.
‘Dan doe ik mee,’ zegt Treja.
Zo zijn ze, twee echte zussen.
Artikel 21 Elk kind heeft het recht op het uitvoeren van een adoptie in zijn/haar eigen belang.
Artikel 21 Adoptie
Adoptie van een kind moet mogelijk zijn. Maar alleen als dit ook echt goed is voor dat kind. Het kan niet zomaar geregeld worden. Kinderen moeten beschermd worden tegen adoptie, die niet volgens de regels is geregeld.